Wie een werk ontwikkelt voor de openbare ruimte krijgt te maken met regels op het gebied van brandveiligheid. Om makers en hun opdrachtgevers goed te kunnen adviseren, deed het TextielLab onderzoek naar alle brandvertragende opties. In dit artikel een overzicht van de te maken keuzes.
Op het moment dat je een opdracht krijgt voor een textielproject in een publiek gebouw, is dit iets om met je opdrachtgever te bespreken: moet het werk brandveilig worden gemaakt, volgens welke norm en wil je opdrachtgever er een officieel certificaat bij hebben? Brandveilig betekent niet meteen dat een stof onbrandbaar is, maar wel dat deze het vuur niet aanwakkert of snel verspreidt. De gebruikte term voor textiel is ‘fire retardant’, kortweg FR, wat brandvertragend betekent. Bij FR-testen wordt bijvoorbeeld gekeken of een stof makkelijk vlam vat, of er gevaarlijke smeltdraden en rook ontstaan en hoe snel het textiel verkoolt en uitbrandt.
Er zijn verschillende normen en certificaten waarmee gewerkt wordt. Die zijn van invloed op het materiaal dat je kunt gebruiken: hoe strenger de norm, hoe beperkter de keuze. En ook niet onbelangrijk: testen en certificeren kost tijd en geld. Soms wordt gemakshalve gevraagd om een certificaat, zonder dat de aanvrager zich realiseert dat dit de creatieve mogelijkheden van de maker verkleint, dat het wel 7.500 euro extra kan kosten en een halfjaar langer kan duren. Uitzoeken wat écht nodig is, is taaie technische kost, maar dus wel de moeite waard. Om makers en hun opdrachtgevers voor onnodige beperkingen, kostenposten en vertraging te behoeden heeft het TextielLab in 2021 onderzoek laten doen naar alle opties. Op basis van dat onderzoek kunnen de productontwikkelaars advies geven over het toepassen van brandveilige ingrepen; de beslissing daarover ligt uiteindelijk bij de opdrachtgever. Om je alvast enigszins te kunnen voorbereiden op dit technische vraagstuk, beschrijven we de keuzes en consequenties daarvan hieronder in grote lijnen.
Foto: Josefina Eikenaar
Los kunstwerk of integraal interieurontwerp?
Het begint met bepalen of een werk überhaupt brandvertragend moet zijn. Daarbij is een eerste vraag: levert het brandgevaar op in de openbare ruimte? Het antwoord daarop is sterk afhankelijk van de omstandigheden. Kleinere, losstaande kunstwerken hoeven vaak niet brandvertragend te worden gemaakt. De dertig geweven vlaggen van Sigrid Calon voor de Universiteit van Tilburg of het wandkleed van Koen Taselaar voor De Vrijstaat in Utrecht hoefden bijvoorbeeld niet met brandvertragende garens of een speciale coating te worden gemaakt. Dat is weer wel verplicht bij toegepaste interieurontwerpen die een belangrijk onderdeel vormen van de ruimte, zoals grotere wandbespanningen, bekledingen, gordijnen en textiele afscheidingen. De wandbespanning voor het restaurant van Paleis ’t Loo en de lobby van Carré, en de gordijnen voor de LocHal zijn voorbeelden van projecten waarbij brandveiligheid een belangrijke eis was.
Coaten of impregneren
Coaten of impregneren is een keuze die niet snel aangeraden wordt door de productontwikkelaars van het TextielLab. Het voordeel van deze optie is dat je alle garens kunt gebruiken die je wilt, maar er kleven ook aardig wat nadelen aan. Deze behandelingen zorgen voor een wat plakkerig laagje op de stof dat soms ook verkleuring, krimp of verzwaring veroorzaakt. Bovendien verdwijnt de chemische bescherming zodra deze in aanraking komt met water. En ook als het droog blijft, moet het proces eens in de vijf jaar herhaald worden. En dan nog is het behalen van de norm bij testen niet gegarandeerd. Toch kun je hiervoor kiezen, bijvoorbeeld omdat het textiel al ontwikkeld is of omdat je per se met wol of linnen wilt werken. We raden je aan om de coating of impregnatie te testen op je stalen tijdens het ontwikkelproces, om te zien wat dit met de stof doet. Voor deze behandeling kun je bij een impregneerbedrijf terecht, bijvoorbeeld Brand Prevent. Het officiële testen en certificeren gebeurt weer bij een ander bedrijf; de kosten hiervan kunnen oplopen tot wel 7.500 euro per doek.
De brandveilige gordijnen in de LocHal van Inside Outside. Foto Peter Tijhuis
Werken met FR-garens
FR is een afkorting van ‘fire retardant’. FR-garens zijn (half)synthetische garens waarbij in het productieproces een vlamvertragend middel wordt toegevoegd aan de vezel. Door te kiezen voor deze garens, is een nabehandeling van de stof niet meer nodig. FR-garens hebben een gelimiteerd aanbod qua structuur en glans. Desondanks is er meestal genoeg variatie te vinden, van bouclé of glad tot katoen-look. Er wordt met verschillende FR-garens gewerkt in het lab. Voor brandvertragend werk zit je dus niet vast aan Trevira CS, het bekendste merk voor FR-garens. De standaard zwart-wit ketting op de weefmachines in het TextielLab is nu nog van Trevira CS, maar we zijn op zoek naar een gerecyclede variant om brandvertragende projecten duurzamer te kunnen ontwikkelen. We willen het totale aanbod van gerecyclede FR-garens dit jaar ook vergroten.
Testen en certificeren
Normen verschillen per land en worden ook regelmatig bijgesteld: zorg dus om te beginnen dat je weet aan welke norm jouw werk moet voldoen. En vraag goed door naar de noodzaak van een certificaat. Zet de vastgestelde vereisten op papier, zodat helder is welke norm gevolgd wordt. Testen en certificeren op brandveiligheid kan in Nederland bij Efectis in Bleiswijk en het Textile Lab in Hengelo. Als je een certificaat nodig hebt, is het raadzaam al tussentijdse samples op te sturen naar een van deze bureaus voordat alle garens voor het definitieve doek worden ingekocht. Na een positief testresultaat op deze indicatieve testen produceren we van je uiteindelijke werk wat extra stof om dat opnieuw te laten testen voor het certificaat.
Testen en certificeren is niet goedkoop: houd rekening met circa 7.500 euro extra per werk. Je kunt ook testen zonder een certificaat aan te vragen, dat scheelt al snel een paar duizend euro. De kosten bespreek en onderhandel je met de impregneer- en testbureaus, dat gaat buiten het TextielLab om.
Bas van Beek en Lotte van Dijk werken aan de brandvertragende wandbekleding voor Carré. Foto’s Patty van den Elshout
Wandbekleding voor Carré
Bij de renovatie van de Loge Foyer op de eerste verdieping van Carré, werden achter oude wandpanelen verschillende lagen behang aangetroffen uit de tijd dat dit nog de huiskamer van de familie Carré was. In opdracht van het Amsterdamse theater ontwierp kunstenaar Bas van Beek een nieuwe wandbekleding waarin de historische patronen samensmelten in een eigentijdse interpretatie. Het ontwikkelwerk deed hij samen met productontwikkelaar Lotte van Dijk. Voor de brandveiligheid dacht de opdrachtgever aan impregneren, maar op advies van het labteam is gekozen voor het gebruik van op katoen lijkende FR-garens. De uitdaging aan de machine was om de fijne lijnen en details in het ontwerp goed te kunnen verwerken in deze compacte jacquardgeweven stof met heel veel draden per centimeter. Door twee garens puur voor de achterzijde te gebruiken, werd het aantal wisselingen per centimeter minder en bleef de machine soepel lopen. Door zowel tussentijdse als definitieve samples te laten testen zorgde Carré voor de vereiste certificering.