CROSS-OVER MET KERAMIEK

Breiwerk om mee te bakken

Industrieel ontwerper Brian Anderson kwam vanuit Chicago naar Brabant om in samenwerking met het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) en het TextielLab te onderzoeken hoe je keramiek kunt maken met een mal van textiel. De resultaten daarvan zijn nu te zien op de tentoonstelling Makersgeheimen #3.

“Het is in zekere zin net alsof je een soufflé bakt: het is altijd weer een opluchting als je de oven opendoet en hij is nog heel.” Brian Anderson pendelt deze zomer heen en weer tussen het EKWC en het TextielLab. Hij is op zoek naar het perfecte recept voor de dunwandige vazen die hij in Oisterwijk maakt – niet met mallen van gips, maar van wol en andere natuurlijke garens. Het feit dat je met een enkele draad een heel object kan breien, was zijn startpunt om het hele maakproces te verduurzamen, met gebruik van regionale grondstoffen, expertise en faciliteiten: “Gips komt meestal uit een mijn of is een bijproduct van kolengestookte energiecentrales. Het gebruik ervan kost veel energie, het proces is kliederig en het materiaal zwaar.” Hij ging op zoek naar een schonere, lichtere en meer lokale benadering op basis van biologische landbouw, en vond mogelijkheden in textiel.

Brian Anderson met een van zijn gebreide mallen. Foto: Patty van den Elshout

Open-end proces

De in vorm gebreide ‘zakjes’ die hij met productontwikkelaars Damien Semerdjian en Sarena Huizinga in het TextielLab maakt, hebben een veel kleinere footprint. Maar het gaat om meer dan dat: Anderson is gefascineerd door de cross-over tussen de totaal verschillende werelden van textiel en keramiek. Het idee ontstond bij het 3D-printen van kunststof mallen, toen de structuur daarvan deed denken aan een weefsel of breisel. Hij deed een vervolgaanvraag voor een tweede werkperiode bij het EKWC, waarin ook ontwikkeltijd werd ingepland bij het TextielLab. Anderson: “Er zijn maar weinig plekken in de wereld met twee van dit soort niet-commerciële werkplaatsen bij elkaar, waar ze zo veel expertise hebben in het begeleiden van experimentele, open-end ontwerpprojecten.”

Productontwikkelaar Damien Semerdijan en Brian Anderson in het TextielLab. Foto: Patty van den Elshout

Dompelen en dichtsmeren

Als artist in residence bij het EKWC woont en werkt hij drie maanden lang in Oisterwijk, waar hij op maar een paar meter afstand van de ovens slaapt en vaak tot ’s avonds laat met klei in de weer is. Vanuit het keramisch werkcentrum vertrekt hij regelmatig naar het TextielLab waar hij samen met de productontwikkelaars steeds weer andere gebreide vormen ontwikkelt. In de film die speciaal voor de tentoonstelling Makersgeheimen #3 gemaakt is, zie je hoe hij met de stalen uit Tilburg aan de slag gaat in Oisterwijk: de zakjes worden gevuld met een speciaal soort ballon of luchtblaas, die wordt opgeblazen om het losse breisel strak te trekken. Vervolgens begint het dompelen, gieten en dichtsmeren, waardoor het breiwerk doordrongen raakt van klei. Als dat ‘leerhard’ is, gaat de ballon eruit en droogt het vaasje verder op. Daarna wordt het in de oven gebakken op ruim 1200 graden. Het garen verbrandt in de oven, maar de structuur blijft achter.

Bubbels

“Het is bijzonder om te zien hoe die zachte gebreide zakjes in de loop van dit maakproces veranderen in iets hard en breekbaars,” zegt Sarena Huizinga. “We hebben veel getest met wol, maar ook met linnen, katoen, vlas en papiergaren. Daarbij lag de focus vooral op het creëren en overbrengen van verschillende structuren in de klei. De proeven variëren van los tot vast, met bubbels en patronen, en er wordt ook geëxperimenteerd met rek. Huizinga is nu bezig met een breisel waar deels wel en deels geen rek in zit, wat een soort gecapitonneerd effect geeft. Zo spelen ze met alle mogelijke uitwerkingen op de vorm en het oppervlak van de klei. “Als je wol heet wast, krijg je een extreme transformatie van groot en los naar compact en pluizig,” vertelt Anderson. “Die transformatie vind ik prachtig en verwerk ik ook in mijn ontwerpen.”


Zeven adviseurs

In het EKWC gaat het proces vervolgens op volle toeren verder. Kunstenaars wonen en werken hier in zestien studio’s, waarbij ze de hulp kunnen inroepen van elkaar en van zeven technische adviseurs. “Daardoor vind je hier in drie maanden uit waar je in je eentje jaren over zou doen,” zegt keramist Katrin König. Zij voorziet Anderson van technische adviezen over wat allemaal wel en niet kan en met welke klei. “We hebben de gietklei inmiddels zover aangepast dat het textiel zich daarmee volzuigt, en de structuur na het verbranden ervan achterblijft.” Dat die structuur zich tot nu toe beter aan de binnenkant van de vaas manifesteert dan aan de buitenkant, is nog iets waar aan gewerkt wordt. Ze zijn bezig de mal zo aan te passen dat er een omslag ontstaat die over de buitenzijde van de klei heen getrokken kan worden.

Resultaten zijn te zien bij de tentoonstelling Makersgeheimen #3 in het TextielMuseum. Foto: Josefina Eikenaar. / Detail van een van de mallen. Foto: Patty van den Elshout

Verbindende schakel

Anderson vormt daarbij de verbindende schakel tussen beide instituten. Twee gespecialiseerde vakwerelden communiceren met elkaar via de kunstenaar, die met het bevragen van een standaard productieproces twee verrassende materialen samenbrengt. König: “Het is een mooi interdisciplinair proces dat soepel verloopt. Het mooie is dat een industrieel ontwerper als Brian klei compleet anders ziet dan een keramist, en dat geldt ongetwijfeld ook voor een textielontwerper. Die totaal verschillende benaderingen van het materiaal vind ik fantastisch.”

Anderson wil in de laatste fase van zijn werkperiode nog meer verduurzamen door met regionale grondstoffen gaan werken: in dit geval met klei uit de Maas en lokaal geteelde vlas. “Met een keramische achtergrond zou je niet zomaar aan Maasklei beginnen,” zegt König. “Die klei is vooral geschikt voor bakstenen. Maar iemand met een designachtergrond doet dat dan weer wel.”

“Bijzonder om te zien hoe die zachte gebreide zakjes veranderen in iets hard en breekbaars.” – Sarena Huizinga

Washi

Ongehinderd door al te specialistische technische kennis van zowel textiel als keramiek, heeft Brian Anderson zo serieuze stappen gezet op weg naar “een gipsvrij keramisch ecosysteem”, zoals hij het zelf noemt. Zijn werkperiode bij het EKWC eindigt binnenkort, maar dat betekent niet dat hij zijn onderzoek ook afsluit. “Ik heb veel geleerd in deze unieke werkplaatsen in Nederland; ik ga dit nu ook proberen met regionale grondstoffen in de VS en ook in Japan. Daar wil ik graag mallen gaan maken van washi.”

De resultaten van Brian Anderson’s werk zijn te zien bij Makersgeheimen #3 in het TextielMuseum.