Wandbespanningen

De juiste spanning op de muur

De uitdaging zit hem vooral in de rek. Die is bij de innovatieve stoffen uit het TextielLab vaak verre van gelijkmatig. De wandbespanners van Oostendorp laten zich er niet door afschrikken: “Daar groeit ons vakmanschap alleen maar van.”

Na een grondige renovatie door KAAN Architecten opende Paleis het Loo dit jaar de deuren weer voor bezoek. In een van de restaurants zorgen imposante wandkleden aan de muren voor een warme sfeer en goede akoestiek. Ze zijn gemaakt in het TextielLab, in opdracht van KAAN, maar er is nog een derde partij die een belangrijk aandeel heeft in het eindresultaat. Dat zijn de stoffeerders van Oostendorp, specialisten in wandbespanning, meubelstoffering en gordijnen. Dit kleine familiebedrijf in Montfoort heeft een grote staat van dienst, sinds de oprichting in 1968 hebben ze al heel wat kastelen, paleizen, stadhuizen en musea aangekleed. En ze werken al bijna vijftien jaar samen met het TextielLab. Het begon in 2009 met ‘Nietjes’, een een project van Merk X en studio INAMATT voor de Raad van State. Een wandkleed vol goudkleurig metaalgaren dat niet meerekt bij het opspannen: geen gemakkelijke eerste klus. Maar de mannen van Oostendorp houden wel van een uitdaging. Sindsdien zijn ze een trouwe samenwerkingspartner van het TextielLab als het om wandbespanningen gaat – zowel op de muur als op losse frames.

De wandbespanningen door Oostendorp in het restaurant van Paleis het Loo.

Geen lijstje
Om al te grote uitdagingen bij het opspannen te ondervangen, worden ze er nu al veel eerder in het maakproces bijgevraagd. Toch geven eigenaren Dirk van Beek en Dick Oostendorp liever geen lijstje met do’s en dont’s voor makers. “We willen de creativiteit van makers in het lab niet indammen,” zegt Dirk van Beek. Als ze de makkelijkste weg zouden kiezen, zouden ze ontwerpers aanraden een stabiele stof te nemen die overal dezelfde hoeveelheid rek heeft – niet te veel en niet te weinig. Maar dan moeten makers metaalgaren, opvulgaren, krimpgaren en dikke boduursels allemaal bij voorbaat uit hun ontwerpplan strepen. Gelukkig willen ze bij Oostendorp al net zo graag grenzen verleggen als in het TextielLab. “Dat houdt het spannend, ” zegt Dick Oostendorp. “En daardoor groeit ons vakmanschap ook. Dus ga als ontwerper gewoon je gang, leef je uit, dan gaan wij oplossingen bedenken om het goed te kunnen opspannen. Het is iedere keer anders, elke ontwerper heeft zijn eigen signatuur. De één wil het superstrak, de ander juist niet, de een werkt op de millimeter, de ander gaat weer los op 3D-weefsels. Wij houden van dat spel.”

We zeggen nooit dat iets echt niet kan.”

Brandveiligheid
Als ze dan echt iets moeten noemen, hebben ze eigenlijk maar één advies voor ontwerpers. Dat gaat over brandveiligheid. Een bespanning achteraf brandveilig maken is vrij omslachtig, leggen ze uit: “Dat hebben we één keer gedaan met een wandkleed van katoengaren. Maar het wordt mooier en beter als je meteen met brandvertragend garen begint. Dat is sindsdien een van onze eerste vragen: is het werk bedoeld voor een openbaar gebouw en hoe brandveilig moet het zijn?”

Oostendorp haakt doorgaans aan bij het maakproces als ontwerper en productontwikkelaar al een aantal proeven hebben gemaakt en weten welke kant het ontwerp op gaat. “Als het ontwerp zo’n beetje op de helft is komen wij langs, en gaan we kijken hoe we het zo mooi mogelijk kunnen opspannen. Op dat moment kunnen we her en der wat bijsturen om ervoor te zorgen dat iedereen straks blij is met het eindresultaat.”

Beproefd recept
In de wandkleden voor Paleis het Loo lag de uitdaging naast het metaalgaren vooral in de dikte van het weefsel en de afwisselende structuren: drie grote panelen zijn diagonaal van hoek tot hoek met een bladmotief gevuld waar veel verschillende garens voor zijn gebruikt. Het grote blad is opgebouwd uit honderden kleine opdikkende blaadjes, waardoor je van elke afstand iets anders ziet. Het blad heeft dus een totaal een andere structuur dan het veld eromheen: zie dat maar eens gelijkmatig strak te krijgen zonder dat de punten van het blad onder de lambrisering verdwijnen. Ook de naden in het midden van de kleden zijn spannend, vertellen de twee ervaringsexperts. Die moeten ze platstrijken om te voorkomen dat het werk van de wand wordt gedrukt. Maar strijken brengt ook het risico van krimpen en verkleuren met zich mee, er zijn vaak allerhande trucs nodig om dat te voorkomen.

En dan zíe je een groot deel van het wandbespanningswerk nog niet eens, dat bevindt zich namelijk achter het doek. Om te voorkomen dat tocht en vocht het werk aantasten, wordt in oude gebouwen de muur achter het wandkleed zorgvuldig geprepareerd volgens een beproefd recept van wel 200 jaar oud. “Als je geen tochtdichte en tegelijkertijd damp-open laag maakt, wordt het stof achter het wandkleed aangezogen als je de deur open doet. En dat geeft op den duur zwarte plekken. Om dat te voorkomen spannen we een fijnmazig linnen op de muur waar zuurvrij graupapier op wordt verlijmd en ingeborsteld. Als dat droog is, staat het zo strak als een snaar. Met een afdekkende Molton eroverheen vormt dit de ideale bekledingsondergrond die zo weer een eeuw goed blijft.”

Het 26 meter lange wandkleed van Kustaa Saksi in het Europa-gebouw in Brussel. Foto: Yen An Chen.

Frames
Wandkleden kunnen om verschillende redenen ook op frames worden opgespannen. Ze hebben bij Oostendorp een speciaal soort lichtgewicht frames gemaakt, die gemakkelijk te verplaatsen zijn en waar akoestische platen achter kunnen worden geplaatst. Zo werd het 26 meter lange wandkleed van Kustaa Saksi in 2019 op achttien losse frames opgespannen om vervolgens weer strak aan elkaar gepuzzeld te worden in het Europa-gebouw in Brussel. Wie weleens heeft behangen weet hoe lastig het is om een patroon op het behang te laten doorlopen. En dan is papier nog een redelijk vast materiaal, textiel heeft veel meer rek in zowel de lengte als breedte. En ook Saksi had krimpgarens, vulgaren en centimeterdikke structuren in zijn ontwerp verwerkt. Het vergt veel geduld en vakmanschap om zo’n weefsel strak, aansluitend op te spannen zonder de structuur plat te trekken. Soms, als het eindresultaat niet oplevert wat ze in gedachten hebben, gaan de opspannners te rade bij een van de andere afdelingen van het bedrijf: “Onze gordijnafdeling kwam bijvoorbeeld met de oplossing om de naden tussen de panelen van Aleksandra Gaca in de Lakenhal in Groningen minder zichtbaar te maken met een lichte bies. We zijn heel inventief hoor, het is nog nooit voorgekomen dat we tegen een ontwerper hebben gezegd dat iets echt niet kan.”